e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zo arm als ... zo arm als de straat: te straot (Veldwezelt) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zolder boven de dorsvloer overden: i̯ę.vǝr[den] (Veldwezelt), īǝ.vǝr[den] (Veldwezelt) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zonder opzet zonder erg: zonder erg (Veldwezelt) zonder bedoeling [ZND 34 (1940)] III-1-4
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpjā.zdə koͅp (Veldwezelt) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure oprisping zuur: `t zoe.r hebbe (Veldwezelt) Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2
zuring, groente surelle: sjrel (Veldwezelt), šəreͅl (Veldwezelt) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuur oprispen het zuur hebben: `t zoe.r hebbe (Veldwezelt) Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2
zuurkool zuurmoes: zū.rmōs (Veldwezelt) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zwaan, algemeen zwaan: vdBerg; omgesp.  zwōͅn (Veldwezelt, ... ) kleine zwaan (122 gelijk de wilde zwaan [120b], maar kleiner [N 09 (1961)] || wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)] III-4-1
zwaden spreiden spreiden: spręi̯e (Veldwezelt) Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3