e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eik eik: e:k (Veldwezelt), eikenboom: eekəboom (Veldwezelt), -  ekeboom (Veldwezelt) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: e:kələ (Veldwezelt), eekəl (Veldwezelt), -  ekels (Veldwezelt) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
eindvoor in het midden sluitsvoor: slū.ts˲vǭr (Veldwezelt) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
ekster ekster: èkster (Veldwezelt), vdBerg; omgesp.  ēͅkstər (Veldwezelt) ekster || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1
eksteroog eksteroog: êêkstrouf (Veldwezelt) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: elǝstek (Veldwezelt) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elektriciteit elektriek: illətrik (Veldwezelt) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: illətriktram (Veldwezelt) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
ellende (lijden) ellende: Hər zit in d⁄ellende (Veldwezelt), ⁄ch bin kraank van d⁄ellende (Veldwezelt) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
emmer tob: toͅp (Veldwezelt, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1