17703 |
endeldarm |
darm:
dérrem (Q091p Veldwezelt)
|
Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
nen ingel twie ingele (Q091p Veldwezelt)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm:
wørm (Q091p Veldwezelt)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefələ (Q091p Veldwezelt),
gruffelen:
grøfələ (Q091p Veldwezelt)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
17985 |
epidemie |
ziekte die besmettelijk is:
deij ziekte ès besmèttelijk (Q091p Veldwezelt)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄.rt (Q091p Veldwezelt)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (Q091p Veldwezelt)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éétə (Q091p Veldwezelt)
|
eten [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
orten:
ərtə (Q091p Veldwezelt)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
24143 |
europese kanarie |
cini:
vdBerg; omgesp.
sini (Q091p Veldwezelt)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|