19725 |
gebouw |
bouw:
bouw (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt),
gebouw:
gebouw (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
22436 |
gebruik |
gewoonte:
gewoente (Q091p Veldwezelt)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
h⁄r ès gedeenstəg (Q091p Veldwezelt)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
17545 |
gedrongen persoon |
stobbe:
sto(o)b (Q091p Veldwezelt),
Ook gebruikt voor bastaardkinderen.
sto(o)b (Q091p Veldwezelt)
|
Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
19046 |
geduld |
geduld:
get : e van vet
həb toch get gedeult (Q091p Veldwezelt)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gewillig:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
ə gewèlləch keent (Q091p Veldwezelt),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gewèlləch (Q091p Veldwezelt)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
tiets:
BlSt, 260; vdBerg; omgesp.
tetš (Q091p Veldwezelt)
|
geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gèl verf (Q091p Veldwezelt)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫt˲vǭrǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gâôpen (Q091p Veldwezelt)
|
geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|