22750 |
lied, liedje |
liedje:
le:tsjə (Q091p Veldwezelt)
|
liedje [RND]
III-3-2
|
17647 |
lies |
vel:
vɛ̄.l (Q091p Veldwezelt)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheretientje:
ook in ZND 16, 006
lievehieretieneke (Q091p Veldwezelt)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzendmeel:
li̯īzǝtmɛ̄l (Q091p Veldwezelt)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
17617 |
lip |
lip:
lep (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt)
|
lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lep (Q091p Veldwezelt)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kɛ̄.kǝ (Q091p Veldwezelt)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
loeren:
loore (Q091p Veldwezelt)
|
Loeren (lonken, loensen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
ət luf (Q091p Veldwezelt)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
34264 |
longen |
longen:
lōŋǝ (Q091p Veldwezelt)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|