33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
builen:
bø̜̄i̯lǝ (P174p Velm),
uitvallen:
āt˲valǝ (P174p Velm)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rəmpəls (P174p Velm)
|
rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
enerrEng (P174p Velm)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
29911 |
ringen |
trompen:
trompǝ (P174p Velm)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
schoonmaken:
sxunmōͅkə (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20792 |
rins |
zuur:
zūrə sma.k (P174p Velm)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
conduit (fr.):
konduit (P174p Velm)
|
Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
33478 |
rode aalbes |
beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
bēiren (P174p Velm),
rode beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
roeï beer (P174p Velm)
|
rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24405 |
rode bosmier |
rode mieremet:
ruj mirəmɛt (P174p Velm)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rui̯ [koe] (P174p Velm)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|