24851 |
zijwortel |
dikke wortels:
dəkə woͅtəls (P174p Velm),
zijwortels:
zeͅi̯woͅtəls (P174p Velm)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
21625 |
zilveren één frank |
zilveren frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə zəlvərə frāŋ (P174p Velm)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (P174p Velm)
|
op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kont:
kont (P174p Velm)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
bolder:
bø̜ldǝr (P174p Velm),
schelf(t):
sxɛlǝf, sxø̜lǝf (P174p Velm
[(*)]
)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
scherfgat:
sxɛrǝf˲gaǝt (P174p Velm)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zoͅldərkaəmər (P174p Velm)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
paldəren (P174p Velm)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zoumərklijər (P174p Velm)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sonda.sə klijər (P174p Velm)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|