33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫl (P174p Velm)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
reven:
rēəvə (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33848 |
draven |
draffen:
drafǝ (P174p Velm)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
32844 |
driespansevenaar |
volée (fr.):
va`lęi̯ (P174p Velm)
|
Het grote, verstelbare koppelhout, waarmee een dubbel zwenghout (waaraan weer twee enkele) en een enkel zwenghout van achteren onderling verbonden worden, wanneer men drie paarden naast elkaar voor een zwaar akkerwerktuig moet spannen. Zie afb. 100. Mogelijk zijn enkele termen van toepassing op het geheel van zwenghouten voor een driespan. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid ''drie'' ook varianten van het type ''drij''. [JG 1b + 1d add.; N 11A, 105]
I-2
|
34094 |
driespeen |
slechte uier:
slęxtǝn ø̜u̯ǝr (P174p Velm)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
34236 |
droge koe |
muntige:
møntǝgǝ (P174p Velm)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
het trekt over
trək øvər (P174p Velm),
het weer blijft droog
twēr bləf dryx (P174p Velm)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (P174p Velm)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) sti dryx (P174p Velm),
(de koe) sty drȳx (P174p Velm)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|