34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mālkørf (P174p Velm)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
18308 |
muiltje |
insteker:
enstēkərs (P174p Velm)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33687 |
mulle grond |
mulle grond:
mølǝ grǫnt (P174p Velm)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
21642 |
muntgeld |
stukken:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə stəkə (P174p Velm)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18632 |
muts met pompon |
kaboutermuts:
kaboutərmuwəts (P174p Velm)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
muits (P174p Velm),
muwəts (P174p Velm)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
houtmijt:
oͅətmeͅt (P174p Velm),
ps. (letterlijk) omgespeld volgens Frings.
i̯oͅu̯ətmeͅi̯t* (P174p Velm)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
30205 |
muurplaat |
plaai:
plaj (P174p Velm)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
stijlen:
stęjlǝ (P174p Velm)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
26400 |
naaf |
dom:
dǫm (P174p Velm)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|