18877 |
drenzen |
drenzen:
drenzə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
janken:
jankə (L271p Venlo),
jengelen:
jengele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
jengələ (L271p Venlo),
knoteren:
knotere (L271p Venlo),
meken:
maeke (L271p Venlo),
neulen:
nèùlə (L271p Venlo),
zaniken:
sanikke (L271p Venlo),
zaniken (L271p Venlo),
zanikke (L271p Venlo),
zeuren:
zeure (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zeveren:
zeivere (L271p Venlo)
|
drenzen [SGV (1914)] || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29037 |
dresseren |
dresseren:
dręsērǝ (L271p Venlo),
inpersen:
enpęrsǝ (L271p Venlo),
uitzetten:
ūtzętǝ (L271p Venlo)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
19387 |
dressoir |
dressoir:
dresswaar (L271p Venlo),
zilverkast:
zilverkas (L271p Venlo)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32024 |
drevel, deuvel |
deuvel:
dȳvǝl (L271p Venlo)
|
Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroeten:
dreej weesgegroeten (L271p Venlo)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28869 |
driehoek |
drie-/drijhaak:
drējhǭk (L271p Venlo),
haak:
hǭk (L271p Venlo),
winkelbord:
weŋkǝlbǫrt (L271p Venlo)
|
Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] || Een houten tekeninstrument in de vorm van een dichte of uitgesneden driehoek met één hoek van 900. De driehoek wordt gebruikt om verschillende soorten hoeken af te kunnen schrijven en te controleren. [N 53, 190a]
II-12, II-7
|
24498 |
driekleurig viooltje |
viooltje:
fiuuëlke (L271p Venlo)
|
viooltje
III-4-3
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
dree keuninge (L271p Venlo),
dreejkeuninge (L271p Venlo)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] || De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)]
III-3-2, III-3-3
|
34094 |
driespeen |
driedeem:
drɛi̯dīǝm (L271p Venlo),
driepit:
drɛi̯pet (L271p Venlo)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18866 |
driftig |
de stront dun bij het hart hebben:
de strônt doën beej ut hert hebbe (L271p Venlo),
giftig:
giftig (L271p Venlo),
koppig:
köppich (L271p Venlo),
kort van stuk:
kórt vàn stök (L271p Venlo),
nijdig:
niedig (L271p Venlo),
opvliegend:
opvleegend (L271p Venlo)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|