32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
effelaar:
ęfǝlē̜r (L271p Venlo),
effenaar:
ęfǝnē̜r (L271p Venlo),
warshout:
wē̜rshǫlt (L271p Venlo)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
26537 |
ezel |
staak:
stāk (L271p Venlo)
|
Aambeeldachtig, stalen hulpgereedschap dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om metalen platen te bewerken, kachelpijpen hun vorm te geven en te klinken, etc. Het bestaat uit een soort stang die in een bankschoef kan worden geklemd, in het aambeeldgat van het aambeeld kan worden geplaatst of onder een kram op de werkbank of het werkblok kan worden vastgezet. Het werktuig kan verschillende vormen hebben. Zo bestaan er uitvoeringen met ronde of vierkante doorsnede; ook kan de bovenzijde van het werktuig plat of rond zijn. De ezel is aan één, vaak ook aan beide kanten te gebruiken. Soms is er een bolle, hoekige of platte verhoging op aangebracht. Zie ook afb. 164. De informant uit Q 121 kende twee soorten koperslagersezels. De ene was voorzien van twee rechte banen, de andere van één rechte baan en een ronde kop. Beide ezels werden gebruikt voor het bewerken van plaatmateriaal. In L 210 lag de ezel in een houten blok en had het werktuig verschillende vormen: groot, kort, dik en dun. Ook de informanten uit L 246, L 266 en L 329 kenden ezels met ronde en vierkante kop. [N 33, 211; N 33, 238a-c; N 33, 242a-b; N 64, 37a-b; N 66, 18a-b; monogr.]
II-11
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (L271p Venlo)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkeloptocht:
fakkeloptoch (L271p Venlo),
taptoe:
www.vandale.nl:
taptu (L271p Venlo)
|
Een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20172 |
familie |
familie:
femielie (L271p Venlo),
femielje (L271p Venlo),
femilie (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
fəmīēlĭĕ (L271p Venlo)
|
familie || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fanfaar (L271p Venlo),
fanfār (L271p Venlo)
|
Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoendelijk:
fetsoendelik (L271p Venlo)
|
fatsoenlijk
III-1-4
|
24144 |
fazant |
fazant:
fezant (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
korhoen:
kòrhoon (L271p Venlo)
|
fazant || fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
fees (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
fiees (L271p Venlo),
fīəs (L271p Venlo)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Feest.
III-3-2
|
22511 |
feest bij de ondertrouw |
in ondertrouw zijn:
in ondertrouw zien (L271p Venlo),
receptie:
rəsɛpsi (L271p Venlo)
|
Het feest bij de ondertrouw [hoog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|