31758 |
figuurzaag |
figuurzaag:
figȳrzāx (L271p Venlo)
|
Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.]
II-12
|
28452 |
fijn broed |
fijn werk:
fīn wɛrk (L271p Venlo)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
33688 |
fijn droog stof |
stuifzand:
stȳfzant (L271p Venlo)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
31883 |
fijn vijlen |
fijn vijlen:
fīnvīlǝ (L271p Venlo)
|
Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b]
II-12
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fienen hagel (L271p Venlo),
hagel:
hagel (L271p Venlo)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fīǝn (L271p Venlo),
licht:
lex (L271p Venlo)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18121 |
fijt |
fijt:
fiêt (L271p Venlo),
fiët (L271p Venlo),
fīēt (L271p Venlo)
|
nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20511 |
filet, haas |
filet:
filee (L271p Venlo),
filèè (L271p Venlo),
fīēlee (L271p Venlo),
ossehaas:
osseháás (L271p Venlo)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21853 |
filiaal |
filiaal (<fr.):
filiaal (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
fĭĕlĭĕáál (L271p Venlo)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoekje:
zei̯døkskǝ (L271p Venlo),
zijschotel:
zei̯sxotǝl (L271p Venlo),
zijwatten:
(mv)
zei̯watǝn (L271p Venlo)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|