32144 |
fineerzaag |
fineerzaagje:
finērzē̜xskǝ (L271p Venlo)
|
Zaagje met een aan beide zijden getand zaagblad, dat wordt gebruikt om fineerhout te zagen. Zie ook afb. 165. [N 53, 13a; N 53, 14; monogr.]
II-12
|
24146 |
fladderen |
fladderen:
fladdere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
flodderen:
flòdərə (L271p Venlo)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20019 |
flamingoplant |
anthurium:
-
anthurium (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vrouwentong:
weinig gebruikt
vrouwetông (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Flamingoplant (anthurium scherzerianum) (kerstroos, rode vlag, flamingoplant, levensbloem). [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
30800 |
flank |
lies:
(mv)
lę̄zǝ (L271p Venlo)
|
Het gedeelte van de huid dat de flank bedekt. Volgens de informant van L 292 is het leer hiervan minder van kwaliteit maar zeer geschikt voor de binnenhaam. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 60, 3d; N 60, 247; N 36, 5; N 36, 4; N 36, 6b]
II-10
|
18648 |
flaphoed |
flambard (fr.):
flambaar (L271p Venlo),
flambaer (L271p Venlo),
flaphoed:
flaphood (L271p Venlo)
|
flambard (slappe vilthoed met brede rand) || flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
flets:
flèts (L271p Venlo),
laf:
làf (L271p Venlo)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
bewusteloos worden:
bewusteloos waere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
flauwvallen:
flauw valle (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
flauw viel (L271p Venlo),
flauw vállə (L271p Venlo),
neervallen:
Hij viel neer (L271p Venlo),
van de gard gaan:
dae geit van de gaert (L271p Venlo),
van de gaert gaon (L271p Venlo),
van de graat gaan:
van de graot gaon (L271p Venlo),
van de sokken gaan:
... deh hae van de zök ging (L271p Venlo),
dae geit van de zök (L271p Venlo),
van de sök gaon (L271p Venlo),
van de zök gaon (L271p Venlo),
van de wereld af gaan:
van de waereld zien (L271p Venlo),
van zijn stokje gaan:
van zien stekske gaon (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
eierkoekje:
eierkukske (L271p Venlo),
eierkökske (L271p Venlo),
flensje:
flensje (L271p Venlo),
flensjə (L271p Venlo),
flénsje (L271p Venlo),
(een nieuw woord)
flenske (L271p Venlo),
koekje:
kukskə (L271p Venlo),
pannenkoekje:
pànnəkukskə (L271p Venlo),
struifje:
strūūfke (L271p Venlo)
|
flensje [SGV (1914)] || flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25295 |
fles, maat van ong. 0,8 liter |
fles:
(vloeistof).
flès (L271p Venlo)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,8 liter [fles] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17989 |
flets |
flets:
flets (L271p Venlo),
pips:
pips (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|