21274 |
geld |
centen:
sente (L271p Venlo),
geld:
geld (L271p Venlo),
gɛlt (L271p Venlo),
xɛlṭ (L271p Venlo),
klamotten:
Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.
klamotte (L271p Venlo),
money (eng.):
monny (L271p Venlo),
pegels:
pegels (L271p Venlo),
poen:
poen (L271p Venlo)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
gele kwikstaart:
gaele kwikstert (L271p Venlo),
gaële kwikstert (L271p Venlo)
|
kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinebonen:
lǝpinǝbǭnǝ (L271p Venlo),
lupinen:
lǝpīnǝ (L271p Venlo)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24488 |
gele narcis |
gele narcis:
ook: poasbloom (soms)
gele narcis (L271p Venlo),
paasbloem:
paosbloom (L271p Venlo),
-
paosbloom (L271p Venlo),
paoschbloomen (L271p Venlo),
soms, ook: gele narcis
paosbloome (L271p Venlo)
|
narcis || wilde narcis [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24615 |
gele plomp |
plomp:
-
plômp (L271p Venlo)
|
gele plomp [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
voerwortelen:
vōrwortǝlǝ (L271p Venlo)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
31843 |
geleider van de sponningschaaf |
stelzool:
stęlzǭl (L271p Venlo)
|
De smalle, soms verstelbare lat langs de zool van de sponningschaaf, die er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste breedte wordt aangehouden. Soms is er ook aan de zijkant van de sponningschaaf een blokje aangebracht dat er voor zorgt dat tijdens het schaven de juiste diepte wordt aangehouden. Het woordtype hoogteguide uit Leopoldsburg (K 317) verwijst daarnaar. [N 53, 63b]
II-12
|
23501 |
gelezen mis |
stille mis:
stil mis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
er op lijkenen:
der op liekene (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
gelijken:
gelieke (L271p Venlo),
gelièke (L271p Venlo),
lijken:
lièke (L271p Venlo),
līēkə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lijkenen:
lièkene (L271p Venlo),
stalen:
stale (L271p Venlo)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || gelijken || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] || lijken op
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
bij zijn zaadje zijn:
beͅj zin zø͂ͅdjə zin (L271p Venlo),
gelijkspelen:
geliik speulen (L271p Venlo),
gəlīk sp"lə (L271p Venlo),
gelijkstaan:
geliek staon (L271p Venlo),
quitte spelen:
kit sp"lə (L271p Venlo),
kiet staon quitte staan.
kiet speule (L271p Venlo),
quitte zijn:
kiet zien (L271p Venlo)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] || Quitte spelen.
III-3-2
|