24988 |
heen en weer (bewegen) |
broezen:
bruuse (L271p Venlo),
heer en terug:
hae löp haer en trük (L271p Venlo),
hae löp héér en truuk (L271p Venlo),
haer en teruuk (L271p Venlo),
haer en truuk (L271p Venlo),
ijsberen:
īēsbaert (L271p Venlo),
op en af:
hae löp op en aaf (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
hae löp op en aa‧f (L271p Venlo),
op en aaf (L271p Venlo),
op en aafloupe (L271p Venlo),
op en neer:
hae lop op en neer (L271p Venlo),
op en neer (L271p Venlo),
van hot naar haar:
van hot nao haar (L271p Venlo),
zwalpen:
zwàlpə (L271p Venlo)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17857 |
heen en weer draaien |
draaien:
dreije (L271p Venlo),
drentelen:
drentele (L271p Venlo),
ronddraaien:
rond dreije (L271p Venlo),
rónddreijə (L271p Venlo)
|
Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17865 |
heen en weer schuiven |
schravelen:
schravele (L271p Venlo),
schuiven:
schōēve (L271p Venlo),
schūūvə (L271p Venlo),
wemelen:
wiemele (L271p Venlo),
wíemele (L271p Venlo)
|
Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (L271p Venlo)
|
heer [RND]
III-3-1
|
21151 |
heerbaan |
dijk:
dīēk (L271p Venlo),
weg:
waeg (L271p Venlo)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33329 |
heerboer |
heerboer:
hīrbūr (L271p Venlo)
|
Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.]
I-6
|
24607 |
heermoes |
kattenstaart:
-
kattestert (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
katəsteRt (L271p Venlo),
kattestaart:
katǝstɛrt (L271p Venlo)
|
Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5, III-4-3
|
18897 |
heerszuchtig |
heerszuchtig:
hīērszuchtich (L271p Venlo)
|
een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
heis zien (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
heisch (L271p Venlo)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19447 |
heg, haag |
heg:
hek (L271p Venlo),
ligusterheg:
Verklw. hekske
liguster hek (L271p Venlo)
|
een liguster haag || Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|