28685 |
honingvat |
honingtank:
hōneŋtɛŋk (L271p Venlo)
|
Ton, kuip of vat voor het bevatten of kortstondig bewaren van de gezeefde honing. Wanneer de honing gezeefd is, mag hij niet meteen in potjes of bussen gedaan worden, omdat er nog zeer kleine onzuiverheden in zitten. Laat men de honing een paar dagen rijpen, dan komen deze ongerechtigheden bovendrijven en kan men ze als schuim verwijderen. De woordtypen rijper en honingrijper duiden op dit laten rijpen. Het woordtype honingtank duidt op een grootschalige, moderne verwerking van de gezeefde honing. [N 63, 128a; Ge 37, 178; monogr.]
II-6
|
28683 |
honingzeef |
zeef:
zēf (L271p Venlo)
|
Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.]
II-6
|
28668 |
honingzemerij |
honingzemerij:
hōneŋziǝmǝri (L271p Venlo)
|
Honingverwerkingsbedrijf. Bedrijf waar de ruwe honing door persen, zeven en zuiveren tot eetbare honing wordt gemaakt. Veelal is er sprake van een coōperatief verband van bijenhouders. [N 63, 117; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
köp (L271p Venlo),
B.v. hald diene kop.
kop (L271p Venlo),
B.v. kop wie een vaatsmand.
kop (L271p Venlo)
|
[N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bol:
bol (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bolles:
B.v. hae veel op ziene bolles.
bôlles (L271p Venlo),
bomkop:
bômkop (L271p Venlo),
bums:
bums (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
dikkop:
diekkop (L271p Venlo),
drukbol:
drökbol (L271p Venlo),
kiebus:
keibes (L271p Venlo),
kiëbus (L271p Venlo),
knikker:
knikker (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kobbes:
kuëbes (L271p Venlo),
tets:
taets (L271p Venlo),
B.v. ik heb jeuk op mienen taets.
taets (L271p Venlo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
haufaltaor (L271p Venlo),
hoogaltaar:
hoogaltaor (L271p Venlo)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34638 |
hoofdbord |
rug:
rø̜k (L271p Venlo)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
doekje:
dukske (L271p Venlo),
kopdoek:
kopdook (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kopdoekje:
kopdukske (L271p Venlo)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huidvleis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
huitfleis (L271p Venlo),
huutvleisch (L271p Venlo),
høͅi̯t˃vleͅi̯s (L271p Venlo),
zult:
soms
zult (L271p Venlo)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult [N 06 (1960)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (L271p Venlo)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|