19552 |
houten lepel |
spaan:
spaon (L271p Venlo)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18355 |
houten sandaal |
klepper:
Van Dale (online): klepper, 3) houten sandaal.
klepper (L271p Venlo),
kleppers (L271p Venlo)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34367 |
houten stamper |
patattenkwetser:
pǝtatǝkwɛtsǝr (L271p Venlo)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
beenderlijm:
bęjndǝrlīm (L271p Venlo),
houtlijm:
hǫltlīm (L271p Venlo),
knokenlijm:
knǭkǝlīm (L271p Venlo),
koeklijm:
kōklīm (L271p Venlo),
korrellijm:
kǫrǝllīm (L271p Venlo),
koudlijm:
kaltlīm (L271p Venlo),
parellijm:
pārǝllīm (L271p Venlo),
vislijm:
veslīm (L271p Venlo),
warme lijm:
wɛ̄rmǝ līm (L271p Venlo)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
19974 |
houtmolm |
houtmeel:
holtmeel (L271p Venlo),
molm:
molm (L271p Venlo),
mölm (L271p Venlo),
zaagmeel:
zaagmeel (L271p Venlo)
|
houtmeel [DC 30 (1958)] || pulver van houtworm [DC 42b (1967)]
III-2-1
|
32166 |
houtporien opvullen |
toewassen:
tuwasǝ (L271p Venlo)
|
De poriën aan de oppervlakte van het hout met poriënvulsel opvullen. [N 53, 236b; monogr.]
II-12
|
31880 |
houtrasp |
rasp:
rasp (L271p Venlo)
|
Staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van hout. Zie ook afb. 57. De houtrasp wordt gebruikt om een werkstuk een eerste, voorlopige bewerking te geven. Het ruwe oppervlak wordt vervolgens met een houtvijl verder glad gemaakt. [N 33, 99; N 53, 144a; N 64, 53h; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
schemel:
sxēmǝl (L271p Venlo)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
32073 |
houtschroef |
bolkop:
bǭlkǫp (L271p Venlo),
houtschroef:
hǫltsxrū.f (L271p Venlo),
platkop:
platkǫp (L271p Venlo),
rondkop:
rontkǫp (L271p Venlo)
|
Metalen schroef met scherpe draad die met behulp van een schroevendraaier in hout gedraaid kan worden. In de kop van de schroef, die plat, rond of bolverzonken kan zijn, is daartoe een gleuf aangebracht. Zie ook afb. 148. [N 54, 26a-d; monogr.]
II-12
|
19629 |
houtskool |
houtskool:
holtskǫl (L271p Venlo)
|
De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|