23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L271p Venlo)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25589 |
invetten |
smeren:
smē̜rǝ (L271p Venlo)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
28638 |
invoederen |
invoeren:
envōrǝ (L271p Venlo)
|
Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.]
II-6
|
28634 |
inwinteren |
opzetten:
opzętǝ (L271p Venlo)
|
Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.]
II-6
|
31796 |
inzagingen maken |
slippen:
slepǝ (L271p Venlo)
|
Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b]
II-12
|
25622 |
inzakken |
invallen:
envalǝ (L271p Venlo)
|
Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b]
II-1
|
29034 |
inzepen |
zeep aan smeren:
zęjp ān smē̜rǝ (L271p Venlo)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|
21867 |
inzet |
inzet:
inzet (L271p Venlo),
inzit (L271p Venlo)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poet (L271p Venlo),
pot (L271p Venlo),
put (L271p Venlo),
Dao zuut vuuël geld in de -.
poet (L271p Venlo),
zwik:
zwek (L271p Venlo)
|
2. Geldinleg. || Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
pekelen (L271p Venlo),
zouten:
zalte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
pekelen || Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|