18707 |
jumper |
jumper:
jumper (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vest:
vest (L271p Venlo),
vès (L271p Venlo),
vestje:
vesje (L271p Venlo)
|
damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleid (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
we zulle det kleid gans môtte loshaole veurdet we ut kunne vermake (L271p Venlo),
we zulle det kleid gans oetrein mótte haole veurdet we ⁄t kunne verandere (L271p Venlo),
rok:
we zulle dae rok hielemoal motte losmake veurdaet weej um kunne verandere (L271p Venlo)
|
1. kleed; 2. jurk || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
saus:
Syst. WBD
saus (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
sop:
Verklw. söpke
sop (L271p Venlo)
|
jus || Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
edelsteen:
eidəlstein (L271p Venlo),
juweel:
jewièl (L271p Venlo),
jŭŭwīēl (L271p Venlo)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] || juweel
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kaken (L271p Venlo),
ká:k (L271p Venlo)
|
kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaak:
kaak (L271p Venlo),
raak:
raak (L271p Venlo),
rake (L271p Venlo),
Oud; vgl. Dt. Rachen.
raken (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
kakement:
kakement (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
káákəmént (L271p Venlo)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
biljartbal:
bieljartbol (L271p Venlo),
glibber:
glibber (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
hij is er glad bovenop:
hae is d`r glad baovenop (L271p Venlo),
kaal:
kaal (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kāāl (L271p Venlo),
kaalkop:
kaalkop (L271p Venlo),
kale glibber:
kale glieber (L271p Venlo),
kletskop:
enne kletskop (L271p Venlo),
kletskop (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
plaat:
plaat (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
De man is kaal [DC 42B (1967)] || kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24878 |
kaal knopkruid |
duivelskralen:
dȳvǝlskralǝ (L271p Venlo)
|
Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.]
I-5
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kao.je (L271p Venlo),
kaoje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kòòje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Verklw. käöjkes
kaoj (L271p Venlo),
kaaitjes:
kèùjkes (L271p Venlo),
köjkes (L271p Venlo),
de ö lang gerekt
köikes (L271p Venlo),
kaampjes:
kèùmkes (L271p Venlo)
|
kaan(tjes) || vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|