e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldadig (persoon) baldadig: bàldərdich (Venlo), schavuit: schavuit (Venlo), wildeman: wildeman (Venlo, ... ) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
balein balein: belien (Venlo), blien (Venlo), Soms verkort tot blien.  balien (Venlo) balein || balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balken van de zolder boven de dorsvloer bermhouter: bɛrǝmhǫltǝr (Venlo) De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.] I-6
balkenbrij balkenbriets: balkenbriets (Venlo), balkenbrij: balkenbreej (Venlo), Syst. WBD  balkenbreej (Venlo), balkenbrei (Venlo, ... ), balkenbrij (Venlo), briets: briets (Venlo), kruipuit: karboet (Venlo), kerboèt (Venlo), kerbōēt (Venlo), Syst. WBD  karboet (Venlo), tuut: tuut (Venlo), Syst. WBD  tuut (Venlo) balkenbrij [N 06 (1960)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balklaag, roostering balklaag: balǝklǭx (Venlo) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
balletje bij het bikkelen stuiter: stuiter (Venlo), stüter (Venlo) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] || Stuiter; knikker, dient om te "biggelen"(meisjesspel). III-3-2
balorig balorig: bàlōērich (Venlo), balstaartig: balstertig (Venlo), eigenwijs: eigewiës (Venlo), koppig: köppich (Venlo), köppig (Venlo, ... ), stuurs: stuurs (Venlo) baloorig [SGV (1914)] || balorig || niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balspel pompassen: pómpasse (Venlo) Balspel. III-3-2
balzak zak: zak (Venlo, ... ) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
band band: bā.nt (Venlo), reep: ręj.p (Venlo) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12