32015 |
klopsergeant |
lijmtang:
līmtaŋ (L271p Venlo)
|
Metalen lijmknecht waarbij de beweegbare bek met behulp van een hamer vastgedreven wordt. Dit type lijmknecht is dus niet voorzien van een draadspil. [N 53, 217c; monogr.]
II-12
|
25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klotsen:
klotse (L271p Venlo),
klŏĕtsə (L271p Venlo)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18120 |
kloven |
barsten:
barste (L271p Venlo),
doorhakken:
dōrhakǝ (L271p Venlo),
kloven:
kloove (L271p Venlo),
putjes:
poetjes (L271p Venlo),
reten:
rete (L271p Venlo)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.]
II-1, III-1-2
|
22659 |
klucht |
klucht:
kluch (L271p Venlo),
kløx (L271p Venlo),
komedie:
kemèdie (L271p Venlo)
|
2. Blijspel. || Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33675 |
kluit aarde |
kluit:
klūt (L271p Venlo)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kloezeneer (L271p Venlo)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabbele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
19043 |
knap meisje |
net ding:
ein net dink (L271p Venlo),
net kind:
net kind (L271p Venlo)
|
een mooi meisje || knap meisje
III-1-4
|
25031 |
knappen |
knipperen:
knippere (L271p Venlo),
knippərə (L271p Venlo)
|
met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25032 |
knarsen |
knarsen:
knarse (L271p Venlo),
knàrsə (L271p Venlo),
kniersen:
knĭĕrsə (L271p Venlo)
|
een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|