34045 |
koe met rode vlek op de poot |
roodpoot:
rūǝtpūǝt (L271p Venlo)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
zaalrug:
zālrø̜k (L271p Venlo)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|
34123 |
koe met ver uitspringende hielen |
hakkenschijter:
hakǝsxītǝr (L271p Venlo)
|
[N 3A, 144b]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koeherd:
kuhɛrt (L271p Venlo)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
33371 |
koeienstand |
koebed:
kubęt (L271p Venlo)
|
Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.]
I-6
|
34284 |
koekenbreker |
koekenbreker:
kōkǝbrē̜kǝr (L271p Venlo),
kōkǝnbrē̜kǝr (L271p Venlo)
|
Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7]
I-11
|
32568 |
koekenhort, vlaaienhort |
koekenschottel:
kokǝsxǫtǝl (L271p Venlo)
|
Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.]
II-12
|
19407 |
koekenpan |
koekenpan:
kokepan (L271p Venlo),
Verklw. kokepenke
kokepan (L271p Venlo),
voor het bakken van eieren en dergelijke.
koôkepan (L271p Venlo),
pan:
Verklw. penke
pan (L271p Venlo)
|
koekepan || Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20750 |
koekje |
kletskop:
kletskop (L271p Venlo),
Syst. WBD
kletskoppe (L271p Venlo),
knapkoek:
Syst. WBD
knapkook (L271p Venlo),
Syst. WBD ~ is een gewone zoete koek, groter dan een gewoon koekje.
knapkook (L271p Venlo),
Verklw. knapkukske
knapkook (L271p Venlo),
koekje:
Syst. WBD
kukske (L271p Venlo),
kukskes (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Syst. WBD Vroeger sprak men hier altijd van "pletrskes", thans is dit "kukskes"de naam voor gewone koekjes
kukskes (L271p Venlo),
macroon:
Syst. WBD Dit is een koek waarin macaron is verwerkt.
mecrons (L271p Venlo),
meelplatsje:
maelpletske (L271p Venlo),
platsje:
kleine "plats
pletske (L271p Venlo),
Syst. WBD Pletske = meelkoekje
pletske (L271p Venlo),
waterplatsje:
waterpletske (L271p Venlo)
|
droog suikerloos koekje || knapkoek || koekje || koekjes van meel en water || soort koekje || Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33880 |
koekje dat de veulens bij de geboorte in de mond hebben |
zuigkussen:
zȳxkøsǝ (L271p Venlo)
|
Klein, gelig en sponzig klontje, dat met de ademhaling verband houdt. Het ligt op de tong van de pas geboren veulentjes. Meestal valt het bij de geboorte op de grond tussen het stro, droogt onmiddellijk op en is dan vrijwel onvindbaar. [N 8, 55 en 56]
I-9
|