24570 |
lelietje-van-dalen |
lelietje-van-dalen:
lelietjes van dale (L271p Venlo),
-
lelietje van Dalen (L271p Venlo),
idem
lelietje-van-dalen (L271p Venlo),
sneeuwklokje:
sniëjeklökske (L271p Venlo)
|
lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)], [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
22649 |
lemen knikker |
gepotsiemelde, een ~:
eine gepotsiemelde (L271p Venlo)
|
Scheve, niet rondgebakken knikker van leemaarde.
III-3-2
|
19535 |
lemmer |
lemmet:
lemmet (L271p Venlo),
leêmet (L271p Venlo)
|
snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17643 |
lende |
lende:
leene (L271p Venlo),
lende (L271p Venlo),
linde (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25627 |
leng |
leng:
lɛŋ (L271p Venlo)
|
Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.]
II-1
|
31986 |
lengtedoorsnede |
hoogtedoorsnede:
hȳǝxtǝdōrsnēj (L271p Venlo)
|
Een getekende, verticale doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205e]
II-12
|
17558 |
lenig |
kwiek:
kwiek (L271p Venlo),
lenig:
lenig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vief:
fief (L271p Venlo),
zwak:
zwaak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] || lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
de linte (L271p Venlo),
linte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
voorjaar:
veurjaor (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vroegjaar:
vruugjaor (L271p Venlo),
vruùgjaor (L271p Venlo)
|
lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] || voorjaar, lente
III-4-4
|
34357 |
lepbig |
lep:
lɛp (L271p Venlo)
|
Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.]
I-12
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
leperd:
leepərt (L271p Venlo),
patser:
patser (L271p Venlo),
schoft:
schoef (L271p Venlo),
schurk:
schörk (L271p Venlo)
|
een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|