19553 |
lepel |
lepel:
laepel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
lēpəl (L271p Venlo),
lēͅpəl (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
läpel (L271p Venlo),
läpels (L271p Venlo)
|
lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] || lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25465 |
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt |
lepel:
lē̜pǝl (L271p Venlo),
lɛ̄pǝl (L271p Venlo)
|
Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.]
II-1
|
31924 |
lepelboor |
lepelboor:
lē̜pǝlbǭr (L271p Venlo)
|
Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.]
II-12
|
19556 |
lepelrek |
lepelenrek:
laepelerek (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lepelrek:
läpelrek (L271p Venlo)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
liêraar (L271p Venlo),
līēráár (L271p Venlo)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21376 |
leren |
leren:
liëre (L271p Venlo)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
beenkap:
beinkappe (L271p Venlo),
gamasche:
kamasje (L271p Venlo),
kamasse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kemas (L271p Venlo)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] || leren beenkappen met gespen
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
leren tas:
[leren] tas (L271p Venlo),
schede:
schede (L271p Venlo)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
studeere (L271p Venlo)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L271p Venlo),
leugə (L271p Venlo),
leugens (mv.):
leuges (L271p Venlo)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|