34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄kǝ (L271p Venlo),
bulken:
bø̜lkǝ (L271p Venlo)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
beuken:
bø̜̄kǝ (L271p Venlo)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
rijstrang:
ristraŋk (L271p Venlo)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17721 |
loeren |
loeren:
loere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
loëre (L271p Venlo),
lonken:
loenke (L271p Venlo),
lònke (L271p Venlo),
speuren:
spieure (L271p Venlo),
spinzen:
spiense (L271p Venlo),
spienze (L271p Venlo)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ət loͅf (L271p Venlo)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
processie (<lat.):
persessie (L271p Venlo)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21837 |
logeren |
logeren:
logeerə (L271p Venlo),
logere (L271p Venlo)
|
in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28566 |
lokkorf |
lokkorf:
lokkø̜rf (L271p Venlo)
|
Korf door de imker geplaatst om zwermen van anderen te roven. Hiervoor smeert hij de korf in met bijvoorbeeld rozenhoning (Gelens 1963, pag. 11), waarop speurbijen afkomen. Overigens plaatst men ook wel eens zo''n lokkorf, als men een bijenvolk uit een hoge boom moet halen. Dan is er geen kwade opzet. Maar evengoed kunnen er zwermen van andere imkers op afkomen. Het materiaal waarmee een dergelijke korf wordt ingewreven, kan zijn: vlierblaren (K 353, L 210, 265, 289, 414, 416, Q 3, 19, 019), bladeren van zwarte bessen (L 381b, Q 15, 197, 197a), lokhoning (L 215a, 289), suiker of suikerwater (K 317a, L 289, 428), gras (L 246, 289, P 176, Q 113) en geplette darren (Q 253). Notebladeren (L 333) dienen soms om andere lucht te verdrijven en niet zozeer om te lokken. Het plaatsen van lokkorven of spiekorven is in imkerkringen een daad van onfatsoen. Door het gildewezen werd dit zwaar gestraft. [N 63, 68a; N 63, 68b]
II-6
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kɛrheŋs (L271p Venlo),
lompe bok:
lompǝ buk (L271p Venlo),
lompe knol:
lompǝ knǫl (L271p Venlo)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (L271p Venlo),
longe (L271p Venlo),
lóng (L271p Venlo),
lông (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|