25165 |
maansverduistering |
manelijs:
maannenlijs (L271p Venlo)
|
Eclips van de maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
17671 |
maantje op de nagel |
maantje:
maönke (L271p Venlo),
maönkes (L271p Venlo),
mèùnkə (L271p Venlo)
|
maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25162 |
maanx |
maan:
maon (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
moan (L271p Venlo)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
33107 |
maat houden bij het dorsen |
slaghouden:
slāxhaldǝ (L271p Venlo)
|
Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25249 |
maat, algemeen |
maat:
maot (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
maote (L271p Venlo)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] || maat, afmeting
III-4-4
|
25264 |
maatje, maat van 0,1 liter |
maatje:
möötje (L271p Venlo),
(vloeistof).
meutje (L271p Venlo)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20870 |
macaroni |
macaroni:
mekronie (L271p Venlo)
|
macaronie
III-2-3
|
28852 |
machinegaren |
machinegaren:
mǝšinǝgārǝ (L271p Venlo)
|
Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
28858 |
machinezijde |
machinezij(de):
mǝšinǝzi (L271p Venlo)
|
Zijdegaren voor gebruik op de naaimachine. [N 59, 7d]
II-7
|
24879 |
madeliefje |
meelzoetje:
maelzäödje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
mäelzaötjes (L271p Venlo),
-
maelzöödje (L271p Venlo),
me:lzoe:tjə (L271p Venlo),
mäel-zaötje (L271p Venlo),
mèlzeutje (L271p Venlo),
meizoetje:
mēlzūtjǝ (L271p Venlo),
męlzø̄tjǝ (L271p Venlo),
mɛ̄lzǭtjǝ (L271p Venlo)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|