34226 |
melken |
melken:
mɛlǝkǝ (L271p Venlo)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtant (L271p Venlo)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
kannetje:
känke (L271p Venlo),
melkkannetje:
melkkenke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
melkpotje:
melkpötje (L271p Venlo)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlku (L271p Venlo)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkput:
mɛlkpø̜t (L271p Venlo)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkkrukje:
mɛlkkrø̜kskǝ (L271p Venlo),
melkstoel:
mɛlkstōl (L271p Venlo),
melkstoeltje:
melkstoeltje (L271p Venlo)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktand (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
melktande (L271p Venlo),
melktandjes:
melktendjes (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zeef:
zēf (L271p Venlo),
zij:
zii̯ (L271p Venlo),
zijschotel:
zei̯sxotǝl (L271p Venlo)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (L271p Venlo),
WLD
meloen (L271p Venlo),
məloen (L271p Venlo)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|