e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitelhecht handvat: hant˲vat (Venlo), hecht: hex (Venlo) Het van hout of kunststof vervaardigde handvat van de beitel waarin de beitelarend bevestigd wordt. Zie ook afb. 63e. [N 53, 34f; monogr.] II-12
beitelring beitelring: bęjtǝlreŋk (Venlo) Metalen band die om het houten beitelhecht wordt bevestigd om te voorkomen dat het splijt wanneer men er met een hamer op slaat. Een beitelring kan zijn aangebracht aan de boven- of aan de onderkant van het beitelhecht, of op beide plaatsen. Zie ook afb. 63f. [N 53, 34g] II-12
beitelvouw vouw: vǫw (Venlo) Het schuingeslepen uiteinde van het beitelblad, dat uitloopt op een scherpe snede. Zie ook afb. 63b en het lemma ɛvouw van een beitelɛ in Wld II.11, pag. 44-45. Het betreft daar beitels die door de smid worden gebruikt.' [N 53, 34b-c; N G, 28] II-12
bek bek: bek (Venlo), muil: (moël) (Venlo), moel (Venlo, ... ), muil (Venlo), WLD  moel (Venlo), mōēl (Venlo) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil, mond III-4-2
bekakte praat aanstellerij: aanstellerie (Venlo), drijt: driët (Venlo), kale kak: kale kak (Venlo, ... ), káálə kák (Venlo) bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten aanstellerij: aanstellerie (Venlo), drijt: driët (Venlo), kale kak: kale kak (Venlo, ... ), káálə kák (Venlo) bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-1-4
bekendmaken bekendmaken: bekind make (Venlo), in het kistje hangen: (bekendmaking door gemeente van huwelijk in publikesiekast aan gemeentehuis).  in ut kesje hange (Venlo), opplakken: ópplèkkə (Venlo), uithangen: ōēthángə (Venlo) officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1
bekennen bekennen: bekinne (Venlo, ... ), bəkinnə (Venlo) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekeuren beboeten: bəbŏĕtə (Venlo) iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1
bekkenholte bekken: bekke (Venlo) heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] III-1-1