31905 |
beitelhecht |
handvat:
hant˲vat (L271p Venlo),
hecht:
hex (L271p Venlo)
|
Het van hout of kunststof vervaardigde handvat van de beitel waarin de beitelarend bevestigd wordt. Zie ook afb. 63e. [N 53, 34f; monogr.]
II-12
|
31906 |
beitelring |
beitelring:
bęjtǝlreŋk (L271p Venlo)
|
Metalen band die om het houten beitelhecht wordt bevestigd om te voorkomen dat het splijt wanneer men er met een hamer op slaat. Een beitelring kan zijn aangebracht aan de boven- of aan de onderkant van het beitelhecht, of op beide plaatsen. Zie ook afb. 63f. [N 53, 34g]
II-12
|
31901 |
beitelvouw |
vouw:
vǫw (L271p Venlo)
|
Het schuingeslepen uiteinde van het beitelblad, dat uitloopt op een scherpe snede. Zie ook afb. 63b en het lemma ɛvouw van een beitelɛ in Wld II.11, pag. 44-45. Het betreft daar beitels die door de smid worden gebruikt.' [N 53, 34b-c; N G, 28]
II-12
|
24301 |
bek |
bek:
bek (L271p Venlo),
muil:
(moël) (L271p Venlo),
moel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
muil (L271p Venlo),
WLD
moel (L271p Venlo),
mōēl (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil, mond
III-4-2
|
21777 |
bekakte praat |
aanstellerij:
aanstellerie (L271p Venlo),
drijt:
driët (L271p Venlo),
kale kak:
kale kak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
káálə kák (L271p Venlo)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
aanstellerij:
aanstellerie (L271p Venlo),
drijt:
driët (L271p Venlo),
kale kak:
kale kak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
káálə kák (L271p Venlo)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21830 |
bekendmaken |
bekendmaken:
bekind make (L271p Venlo),
in het kistje hangen:
(bekendmaking door gemeente van huwelijk in publikesiekast aan gemeentehuis).
in ut kesje hange (L271p Venlo),
opplakken:
ópplèkkə (L271p Venlo),
uithangen:
ōēthángə (L271p Venlo)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekinne (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bəkinnə (L271p Venlo)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
beboeten:
bəbŏĕtə (L271p Venlo)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17646 |
bekkenholte |
bekken:
bekke (L271p Venlo)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|