25265 |
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 |
morgen:
murge (L271p Venlo),
mórgə (L271p Venlo)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] || morgen, landmaat van 5 grote roeden of 20.70 aren
III-4-4
|
23224 |
morgengebed |
morgengebed:
morgegebed (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
knoeien:
knoêje (L271p Venlo),
knoëje (L271p Venlo),
knōeije (L271p Venlo),
morsen:
mórsə (L271p Venlo)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30011 |
mortelhak |
hak:
hak (L271p Venlo)
|
Hak waarmee de grondstoffen voor de verschillende mortels worden gemengd. Zie ook afb. 21. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(spijs)-' en '(mortel)-' het lemma 'Mortel'. [N 30, 41c; monogr.]
II-9
|
30012 |
mortelmaker |
opper:
[opper] (L271p Venlo)
|
De handlanger die speciaal belast is met het klaarmaken van de mortel. In Q 15 werd de mortel in een klein bedrijf door de handlanger gemaakt. Bij grote bedrijven kende men daarvoor een speciale 'spijsmaker' ('spīsmē̜kǝr'). Het woordtype 'molenbaas' (L 210) wijst op het gebruik van een cementmolen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)' geplaatste termen de lemmata 'Mortel' en 'Handlanger'. [N 30, 2c; N 30, 40b; monogr.; L B1, 104 add.]
II-9
|
20923 |
mossel |
mossel:
moesel (L271p Venlo),
môssel (L271p Venlo),
de o van mossel, is bijna een dubbele oo.
mossel (L271p Venlo)
|
mossel [SGV (1914)]
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (L271p Venlo)
|
mosterd [SGV (1914)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L271p Venlo),
o bijna oo
mot (L271p Venlo)
|
mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moter:
motər (L271p Venlo)
|
motor [RND]
III-3-1
|