21600 |
belofte niet houden |
liegen:
leige (L271p Venlo),
verneuken:
verneuke (L271p Venlo),
zich niet aan zijn woord houden:
zich neet aan zien woord halde (L271p Venlo),
zijn woord niet houden:
neet zīēn waort hàldə (L271p Venlo)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
beloken paose (L271p Venlo),
blokae poasche (L271p Venlo)
|
beloken Paschen [SGV (1914)] || De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21464 |
beloven |
beloven:
belaoven (L271p Venlo)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|
21190 |
bemanning |
bemanning:
bemanning (L271p Venlo),
bəmánning (L271p Venlo)
|
de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32572 |
bemesten |
mesten:
mestǝ (L271p Venlo)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
32768 |
benamingen van de eg naar de trekkracht |
paards[eg]:
pē̜rs˱[eg] (L271p Venlo)
|
Voor het tweede deel van de onderstaande termen zie men het lemma ''eg''. [div.; monogr.]
I-2
|
33762 |
benamingen van het paard naar de leeftijd |
(een) eenjarige:
ęi̯njø̜̄regǝ (L271p Venlo),
(een) tweejarige:
twiǝjø̜̄regǝ (L271p Venlo),
enter:
ęntǝr (L271p Venlo),
graspaard:
grāspē̜rt (L271p Venlo),
veulen:
vø̄lǝ (L271p Venlo)
|
Namen voor het onderscheid naar de leeftijd zijn talrijk. Specifieke namen treffen wij vooral aan tijdens de ontwikkeling van jong veulen tot paard. Na één jaar is het een jaarling. Wordt het op anderhalve à tweejarige leeftijd voor het eerst met een merrie voor een voertuig gespannen, dan heet het aanspanner of achttienmaander. Zijn de veulens na circa twee jaar volwassen geworden, dan zijn het tweejarigen of twenters. Nadien worden nog weinig specifieke namen volgens de leeftijd gegeven, behalve als de paarden (te) oud geworden zijn: ouder paard (zes tot twaalf jaar), oud paard (dertien jaar en meer). De leeftijd van een paard kan worden vastgesteld aan de hand van het gebit. Als alle vaste snijtanden volledig doorgekomen zijn, heeft het een "volwassen gebit". Vanaf nu wordt de leeftijd bepaald op grond van de veranderingen die zich op het kauwvlak van de ondertanden voltrekken en van de hoek die de ondertanden met deze uit de bovenkaak vormen. Tot achtjarige leeftijd is de ouderdom nauwkeurig vast te stellen; daarna wordt het wat moeilijker en noemt men een paard aftands. [A 32, 11a, 11b, 11c, 11d, 11e en 11f; A 45, 28a; N 8, 5, 15, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
broeierig (weer):
breuerig (L271p Venlo),
breuerig waer (L271p Venlo),
breujerig (L271p Venlo),
bröəjerig (L271p Venlo),
broeierige lucht:
breujeerige lôch (L271p Venlo),
daar broeit wat:
dər breujt wat (L271p Venlo),
drukkend (weer):
drökkend (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
drökkend waer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
drökkend wêr (L271p Venlo),
drökkənt (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
drukkend weer:
drökkend waer (L271p Venlo),
plakkerig:
plèkkərich (L271p Venlo),
vadsig weer:
vatsig waer (L271p Venlo),
vochtig (weer):
vôchtig (L271p Venlo),
voos (weer):
voës (L271p Venlo),
zoel (weer):
zoel waer (L271p Venlo),
zwoel (weer):
zwoel (L271p Venlo)
|
drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] || vochtig || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] || zwoele [een ~ dag] [SGV (1914)]
III-4-4
|
17672 |
benen (spotnamen) |
benenwagen:
beinewage (L271p Venlo),
we gaon maar mit d`n beinewage (L271p Venlo),
billenwagen:
billewage (L271p Venlo),
bonenstaken:
boënestake (L271p Venlo),
jatten:
jatte (L271p Venlo),
lucifers:
lucifers (L271p Venlo),
onderlagen:
ònderlage (L271p Venlo),
poten:
poët (L271p Venlo),
puët (L271p Venlo),
staken:
stake (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
stelten:
stelte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
stiepen:
B.v. det maedje haet flinke stiepe.
stiepe (L271p Venlo),
stokken:
B.v. waat stekker van bein.
stekker (L271p Venlo)
|
been [SGV (1914)] || benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17860 |
bengelen |
bengelen:
bingele (L271p Venlo),
bingələ (L271p Venlo),
bungele (L271p Venlo),
bommelen:
bimmele (L271p Venlo),
klingelen:
klingele (L271p Venlo)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|