18990 |
onnozel |
bld (du.):
bleut (L271p Venlo),
ezelachtig:
aezelechtig (L271p Venlo),
àzəlechtink (L271p Venlo),
ezelsachtig:
aezelsechtig (L271p Venlo),
onnozel:
ónneuzel (L271p Venlo),
simpel:
simpəl (L271p Venlo),
sloom:
sloom (L271p Venlo),
suf:
suf (L271p Venlo)
|
een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || ezelachtig || onnozel || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)] || zonder kennis van de wereld, gemakkelijk te bedriegen [onnozel, dwalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
boerensoldaat:
boereseldaot (L271p Venlo),
braadkont:
braojkónt (L271p Venlo),
dup:
cf. Schuermans p. 112 s.v. "duppe"(aarden pot scheldwoorden slabberduppe, snoterduppe etc.; ook "duppeschurger"(schurgen = kruien)
döp (L271p Venlo),
ezelskop:
aezelskop (L271p Venlo),
hampelmann (du.):
hampeleman (L271p Venlo),
hoofdje look:
cf. Schuermans s.v. "hotje, hodje, hokke"= klomp hout, blokje hout, houten blokje
hötje lauk (L271p Venlo),
kruk:
krök (L271p Venlo),
limpus:
verouderd woord
lempes (L271p Venlo),
onnozele hals:
ónneuzelen hals (L271p Venlo),
ônneuzelen hals (L271p Venlo),
sijs:
sies (L271p Venlo),
stommeling:
stómməling (L271p Venlo),
stommerik:
stommerik (L271p Venlo),
stumper:
stumpər (L271p Venlo),
stumperd:
stumperd (L271p Venlo),
sufferd:
suffərt (L271p Venlo),
uil:
ūūl (L271p Venlo),
uilskuiken:
uulskuke (L271p Venlo),
uulskuuke (L271p Venlo),
uulskuūke (L271p Venlo),
ūūlskūūkə (L271p Venlo)
|
een ezel die niet veel weet of kan || een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || onnozele hals || uilskuiken [SGV (1914)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)] || zonder kennis van de wereld, gemakkelijk te bedriegen [onnozel, dwalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
allerkinderen:
allerkinder (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Allerkindere (L271p Venlo),
allerkindere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Allerkindere (L271p Venlo),
allerkindere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
alərkendərə (L271p Venlo),
(oud Venloos: Alder Kindere).
Aller Kindere (L271p Venlo),
(raakt in onbruik).
allerkinder(e) (L271p Venlo),
Toelichting bij vragenlijst voor Sittard: "In Venlo: Allerkindere; Sittard: ?
Allerkindere (L271p Venlo),
onnozele-kinderen:
onneusel kinder (L271p Venlo),
onneuzele kinder (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
onnozele kinder (L271p Venlo),
ónneuzele kinder (L271p Venlo)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)] || onnozele kinderen [allerkindere] [N 06 (1960)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22849 |
onpaar |
omp:
(o bijna oo).
omp (L271p Venlo)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
schaapjes dorsen:
schaapjes dorsen (L271p Venlo)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
groen:
greun (L271p Venlo),
WLD
greun (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
onrijp:
onriëp (L271p Venlo)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
greun (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
greun (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
onrijp:
onriëp (L271p Venlo),
vernoodrijp:
vernoëdriëp (L271p Venlo)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
19278 |
onrustig |
onrustig:
ônröstig (L271p Venlo)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19279 |
onrustig persoon |
kruidjeroermeniet:
krŭŭtjə reur mich neet (L271p Venlo)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28496 |
onrustig zijn door moerloosheid |
huilen:
hȳlǝ (L271p Venlo)
|
Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;]
II-6
|