24293 |
paling, aal |
aal:
aol (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
oal (L271p Venlo),
geen verschil
aol (L271p Venlo),
het gerecht heet paoling
aol (L271p Venlo),
kwakaal:
kwakaol (L271p Venlo),
paling:
paoling (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
poaling (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
aal [SGV (1914)] || aal, kleine soort || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
buxus:
in de tuin
buxus (L271p Venlo),
palm:
palm (L271p Venlo),
de takjes van Palmpasen
palm (L271p Venlo),
palmhoutje:
plamhöltje (L271p Venlo),
palmstruik:
-
palm struuk (L271p Venlo),
palmtakje:
-
palmtekske (L271p Venlo)
|
palm || palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] || palmboompje (buxus)
III-4-3
|
22553 |
palmpaas |
palmhoutje:
palmhöltje (L271p Venlo),
palmhøͅltje (L271p Venlo),
palmhøͅltjə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
palmpasen:
palmpōͅsə (L271p Venlo)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] || Met broodfiguren e.d. opgetuigde palmtakken waarmee kinderen met Palmpasen in n optocht rondtrekken. || Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtekske (L271p Venlo)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijden:
palmwieje (L271p Venlo)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondaag (L271p Venlo)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
tuit:
t ̇ø̜̜jt (L271p Venlo)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|
22526 |
pandoeren (kaartspel) |
pandoeren:
pandoere (L271p Venlo)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22842 |
pandverbeuren |
pandverbeuren:
pandverbeure (L271p Venlo)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
30223 |
panlatten |
panlatten:
panlatǝ (L271p Venlo),
pannenlatten:
panǝlatǝ (L271p Venlo)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|