29010 |
plooi |
plooi:
plōj (L271p Venlo),
plūǝj (L271p Venlo)
|
Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.]
II-7
|
26241 |
plooien |
plooien:
plūǝjǝ (L271p Venlo)
|
[N 62, 12b; N 62, 12a; L A2, 379; MW; monogr.]
II-7
|
19432 |
pluimenborstel, plumeau |
plumeau:
plumo (L271p Venlo)
|
Stoffer bestaande uit een steel waarvan het ene einde bezet is met veren (pluimenborstel, plumeau, poezenbezem) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17831 |
plukken |
plukken:
plökke (L271p Venlo)
|
plukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
33484 |
plukken, van fruit |
afdoen:
aafdoon (L271p Venlo),
plukken:
plökke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
plukken [SGV (1914)]
I-7
|
21747 |
plunderen |
plunderen:
plundere (L271p Venlo),
plundərə (L271p Venlo)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24991 |
poeder, pulver |
poeder:
poejer (L271p Venlo),
pulver:
pälvər (L271p Venlo),
stof:
stuf (L271p Venlo)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24949 |
poel, plas |
poel:
peul (L271p Venlo)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
22661 |
poesjenellenkelder |
poesjenellenkelder:
pusjəneͅləkeͅldər (L271p Venlo)
|
De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19958 |
poetsen |
poetsen:
poetse (L271p Venlo)
|
poetsen
III-2-1
|