20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
Syst. WBD
riestevlaai (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rièste-flaaj (L271p Venlo),
riësteflaaj (L271p Venlo)
|
Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34643 |
rijtuig |
rijtuig:
ritȳx (L271p Venlo)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
21032 |
rijzen |
rijzen:
rīzǝ (L271p Venlo)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (L271p Venlo)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
22528 |
rikken (kaartspel) |
rikken:
rekə (L271p Venlo),
rikke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
froezelen:
fruzǝlǝ (L271p Venlo),
fronselen:
frø̜nsǝlǝ (L271p Venlo),
ruimen:
rø̜jmǝ (L271p Venlo)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
17599 |
rimpels |
plooien:
ploeije, ploei (L271p Venlo),
rimpels:
rumpels, rumpel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vouwen:
vaaiə, vaai (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
ene (R)ih(n)ngk-S-S (L271p Venlo),
(Zie ook afb. p. 227).
rink (L271p Venlo)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
(bonen) pijzen:
ontdoen van de lengte-draad
boeëne paeze (L271p Venlo),
pijzen:
päze (L271p Venlo)
|
[N Q (1966)]bonen ritsen
I-7
|
24449 |
ringrups |
ringrups:
ringroeps (L271p Venlo)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|