17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringkvinger (L271p Venlo),
ringvinger (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ringvingər (L271p Venlo)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
ringelworm:
ringəlwórrəm (L271p Venlo),
ringworm:
ringworm (L271p Venlo)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (L271p Venlo),
bellen (L271p Venlo)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
rins:
rins (L271p Venlo),
zurig:
zoorig (L271p Venlo),
zuur:
zore smaak (L271p Venlo)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riool:
riool (L271p Venlo),
rioêl (L271p Venlo),
rīējōēl (L271p Venlo)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
tocht:
tóg (L271p Venlo)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
geruis:
geruus (L271p Venlo),
ritselen:
ritsele (L271p Venlo),
ritsələ (L271p Venlo)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
rits (L271p Venlo),
(Zie ook afb. p. 228).
rits (L271p Venlo),
ritssluiting:
ritssloeting (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
rits || Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
24317 |
riviergrondel |
grondel:
WLD
grôndel (L271p Venlo),
grondje:
grundje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
gruntjə (L271p Venlo)
|
grondel (vis) || Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] || vis, kleine soort
III-4-2
|
24647 |
robinia |
acacia:
acasia (L271p Venlo),
WLD
akazia (L271p Venlo),
àkààsiàà (L271p Venlo)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|