34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaar:
blǭr (L271p Venlo)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roeje koel (L271p Venlo),
roeje koeël (L271p Venlo),
roëie koël (L271p Venlo),
rood kooltje:
roëd küieke (L271p Venlo),
rood moes:
roeëdmoos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rood-moos (L271p Venlo),
roëd moos (L271p Venlo)
|
gekookte rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool (gekookt) || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
21733 |
roede |
roe(de):
roej (L271p Venlo),
rōēj (L271p Venlo)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
meter:
eine maeter (L271p Venlo),
roede:
rooj (L271p Venlo)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeije (L271p Venlo),
rōējə (L271p Venlo)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
riem:
reem (L271p Venlo),
roeispaan:
roeispaan (L271p Venlo),
rōējspáán (L271p Venlo)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
roek:
roek (L271p Venlo),
rôôk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
hadis:
haadis (L271p Venlo),
hadis (L271p Venlo)
|
Uitroep bij het verstoppertje spelen. || Uitroep bij verstoppertje.
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele:
wilǝ (L271p Venlo),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L271p Venlo),
wīlǝ, wīlǝ, wīlǝ (L271p Venlo)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L271p Venlo)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|