20666 |
rundvleessoep |
bouillon:
Syst. WBD
bouillón (L271p Venlo),
rindvleessoep:
Syst. WBD
rindvleissoep (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rundvleessoep:
Syst. WBD
rundvleissoep (L271p Venlo),
soep:
Syst. WBD
soep (L271p Venlo)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
koolrups:
koélroeps (L271p Venlo),
rups:
roeps (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
rups (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
idiosyncr.
rups (L271p Venlo)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schaften:
schafte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
schàftə (L271p Venlo)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
bejaardenhuis:
bejaordehoês (L271p Venlo),
bəjáárdəhōēs (L271p Venlo),
oudemannenhuis:
àlt mànne hōēs (L271p Venlo)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28553 |
rustperiode in de winter |
winterzit:
wentǝrzet (L271p Venlo)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
18119 |
ruw |
gesprongen:
gesprönge hand (L271p Venlo),
schraal:
schraol (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31801 |
ruw, gezegd van gezaagd hout |
rouw:
rǫw (L271p Venlo)
|
De ruwheid van het oppervlak van gezaagd hout wordt veroorzaakt door de al dan niet slecht afgestelde zaagtanden van het zaagblad. Wanneer een plank onvoldoende diep uitgeschaafd was, zei men in Bilzen (Q 83): de zeeg staat nog derin (dǝ zē̜x stēt nǫx tręn). [N 53, 29b]
II-12
|
21364 |
ruw, hard |
ongevoelig:
ongeveulig (L271p Venlo),
ruw:
rauw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rouw (L271p Venlo)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruig:
ruug (L271p Venlo),
ruw:
rauw (L271p Venlo),
wreed:
vried (L271p Venlo)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] || ruw aanvoelend
III-4-4
|
31825 |
ruwe blokschaaf |
hobel:
hubǝl (L271p Venlo),
rouwe blokschaaf:
rǫwǝ blǫksxāf (L271p Venlo),
rouwschaaf:
rǫwsxāf (L271p Venlo)
|
Blokschaaf zonder keerbeitel, die wordt gebruikt om stukken hout ruw af te schaven. Ruw schaafwerk werd in Herten (L 330), Stein (Q 15), Geulle (Q 18), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) met de voorloper gedaan. Zie ook het lemma ɛvoorloperɛ.' [N 53, 56; monogr.]
II-12
|