24373 |
schrijvertje |
schrijvertje:
schrīēverke (L271p Venlo)
|
schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)]
III-4-2
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
šǫu̯ (L271p Venlo)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22449 |
schrikkeldag |
schrikkeldag:
schrikkeldaag (L271p Venlo)
|
29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljaor (L271p Venlo)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
ijzen:
īēzə (L271p Venlo),
schrikken:
schrikke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
schrikkə (L271p Venlo),
verschieten:
verschete (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
verschrikken:
vərschrikkə (L271p Venlo)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
de goot schrobben:
de stoep schrobben met straotbessum
de göt schroebe (L271p Venlo),
de stoep schrobben:
of de straot
de stoep schroeben (L271p Venlo),
de straat keren:
zonder water, gewoon (den drek) opvegen
de straot kère (L271p Venlo),
de straat schrobben:
met water
de straot schroebbe (L271p Venlo),
keren:
met heibessum
kaeren (L271p Venlo)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
bezem:
bessem (L271p Venlo),
schrobber:
schrübber (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schrüber (L271p Venlo),
sxrybər (L271p Venlo),
Verklw. schruberke
schruber (L271p Venlo)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || schrobber
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
schrobzaag:
sxrup˲zāx (L271p Venlo),
sleutelzaag:
slø̄tǝlzāx (L271p Venlo),
stootzaag:
stuǝt˲zāx (L271p Venlo)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
sxrū.f˱drǭt (L271p Venlo)
|
De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.]
II-12
|
19411 |
schroeien |
schroeien:
schreuje (L271p Venlo),
sxrø̄i̯ə (L271p Venlo),
snerken:
snierke (L271p Venlo)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|