31892 |
schuurband |
schuurband:
sxōrbant (L271p Venlo)
|
De lange band schuurpapier die over de twee schijven van de bandschuurmachine loopt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149c]
II-12
|
31889 |
schuurblok, schuurkurk |
schuurblokje:
sxōrblø̜kskǝ (L271p Venlo)
|
Houten of kurken blokje waar het schuurpapier omheen wordt gewikkeld tijdens het schuren. Zie ook het lemma ɛschuurblokɛ in wld II.9, pag. 206.' [N 53, 148b; monogr.]
II-12
|
33432 |
schuurkelder, aardappelkelder |
schuurkelder:
[schuur]kɛldǝr (L271p Venlo)
|
Onder de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer kan zich een kelder bevinden die ten dele uitgegraven, ten dele hoger dan de begane grond gelegen is. De kelder wordt gebruikt als bewaarplaats voor aardappelen, bieten en soms granen. Opgenomen zijn ook benamingen voor een kelder elders in de schuur of net buiten de schuur, die toegankelijk is vanuit de schuur. Omdat de aardappelkelder, die vroeger veelal onder de oven was (vergelijk het lemma "ovenkelder", (3.1.7), tegenwoordig ook vaak in de schuur te vinden is (waarbij de benaming niet veranderde), zijn de benamingen voor de aardappelkelder hier ook opgenomen, vooral omdat ze overeenstemmen met die voor de kelder onder de tasruimte. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70c en 71d; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 25c; N 5, 136]
I-6
|
19869 |
schuurmiddel |
blauwsteen:
blau̯steͅi̯n (L271p Venlo),
roodaarde:
rūətēͅrdə (L271p Venlo),
zand:
zant (L271p Venlo),
meestal met zand, azijn (aek) en mosterd
zant (L271p Venlo),
zand voor melktuiten en hengels van ketels, lepels, etc blauwsteen of roodaarde werd voor koper te poetsen gebruikt
zant (L271p Venlo)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - blauwsteen (uitgewreven azuursteen) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - roodaarde (voor het gladmaken van gebruineerd koper) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxōrpǝpēr (L271p Venlo
[(flint - watervast - carborundum)]
)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.]
II-12
|
33416 |
schuurpoort |
schuurdeur:
sxø̄rdø̄r (L271p Venlo),
schuurpoort:
sxø̄rpǭrt (L271p Venlo)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
31894 |
schuurtafel |
schuurtafel:
sxōrtǭfǝl (L271p Venlo)
|
Het beweeglijke, glijdende deel van de bandschuurmachine waarop het te schuren werkstuk gelegd wordt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149d]
II-12
|
19369 |
schuurtje |
schopje:
schöpke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schuurtje:
scheurke (L271p Venlo)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
bang:
bang (L271p Venlo),
WLD
(bang) (L271p Venlo),
schuw:
schouw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
WLD
schouw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] || schuw [SGV (1914)]
III-1-4, III-4-2
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L271p Venlo)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|