25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vlęjshǭk (L271p Venlo)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
Syst. WBD
spekkook (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
spekkoòk (L271p Venlo)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28456 |
spekraat |
spekraat:
spɛkrǭt (L271p Venlo)
|
Nieuwe raat waarin veel honing zit. De normale afstand tussen de raten is 35-40 mm hart op hart. De bijen kunnen de bovenste cellenreeksen zo ver uittrekken dat de raten elkaar bijna en op enige punten zelfs geheel raken. Deze cellen zijn doorgaans ongeschikt om erin te broeden maar voor het opbergen van honing zijn ze ideaal. Volgens de informant van L 215a is deze honing wel moeilijk te slingeren. [N 63, 13g]
II-6
|
22592 |
spel |
spel:
speul (L271p Venlo)
|
Spel.
III-3-2
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
en speuell (L271p Venlo),
speul (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || Spel.
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
spelt (L271p Venlo),
spɛlt (L271p Venlo)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld
II-7, III-1-3
|
28970 |
spelden |
spelden:
spɛltǝ (L271p Venlo),
toespelden:
tuspęldǝ (L271p Venlo)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
naaldenkussentje:
nǭldǝkø̜skǝ (L271p Venlo),
speldenkussen:
spɛltǝkøsǝ (L271p Venlo)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speuhle (L271p Venlo),
speule (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
2. Spoelen.
speule (L271p Venlo)
|
1. Spelen. || Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || Spelen.
III-3-2
|
22467 |
speler die twee beurten heeft |
dam:
dam (L271p Venlo),
dubbel:
døͅbəl (L271p Venlo),
nog eens:
nog ens (L271p Venlo)
|
Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|