32070 |
spijkergat |
nagelgat:
nāgǝlgāt (L271p Venlo)
|
Het gat dat ontstaat, wanneer een spijker uit het hout wordt getrokken. [N 54, 25; monogr.]
II-12
|
18203 |
spijkerjas |
spijkerjasje:
spijkerjeske (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
spijkerpak:
spijkerpak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
31967 |
spijkers doorknippen |
doorknippen:
dōrknepǝ (L271p Venlo)
|
Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b]
II-12
|
31966 |
spijkers uittrekken |
uittrekken:
ūttrękǝ (L271p Venlo)
|
Spijkers met behulp van de nijptang, de spijkertrekker of de klauwhamer uit het hout trekken. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154a]
II-12
|
30860 |
spijkertrekker |
nageltrekker:
nāgǝltrękǝr (L271p Venlo),
sloopijzer:
slōp˱īzǝr (L271p Venlo)
|
De algemene benaming voor verschillende soorten metalen werktuigen met klauwvormige bek waarmee spijkers e.d. kunnen worden uitgetrokken. Zie ook afb. 96. De benamingen koevoet e.d., breekijzer en sloopijzer duiden een ijzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang aan, die van onderen eindigt in een schuinstaande, gespleten klauw. Het werktuig wordt onder meer gebruikt bij sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie ook het lemma ɛkoevoet, hefboomɛ in Wld II.11, pag. 8.' [N 53, 140-141; monogr.]
II-12
|
24379 |
spin |
spin:
spen (L271p Venlo),
spin (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
idiosyncr.
spin (L271p Venlo),
vrijer:
idiosyncr. Additie bij vraag 4 stofwebben heten in het Venloos: -
vreejers (L271p Venlo)
|
spin [N 26 (1964)], [RND], [SGV (1914)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33588 |
spinazie |
spinazie:
spenazie (L271p Venlo)
|
I-7
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spenǝ (L271p Venlo),
spinne (L271p Venlo),
spinnen (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
spinnə (L271p Venlo)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
II-7, III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
spinnegewaef (L271p Venlo),
spinnengeweefsel:
spinnegewaefsel (L271p Venlo),
spinnenweb:
spenəwɛp (L271p Venlo),
spinneweb (L271p Venlo),
spinnewep (L271p Venlo),
idiosyncr.
spinneweb (L271p Venlo)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|