28982 |
spinnetje maken |
vlieg maken:
vlēx mākǝ (L271p Venlo)
|
Het maken van een vliegvormig gestikt hoekje tegen het uitscheuren. [N 59, 57]
II-7
|
28981 |
spinnetje, driehoekige trens |
vlieg:
vlēx (L271p Venlo)
|
Handgeborduurde hechting in de vorm van een driehoek, toegepast als versterking van de uiteinden van plooi, zak of split, of een vliegvormig gestikt hoekje tegen het uitscheuren. [N 62, 41b; N 59, 57; MW]
II-7
|
29117 |
spinnewiel |
spinnewiel:
spinnewiel (L271p Venlo),
spoel:
spōl (L271p Venlo)
|
Toestel om vlas, wol en soms ook andere vezelsoorten te spinnen. Men kent verschillende soorten spinnewielen. Er zijn er waarbij de spil met kam of vleugel boven het wiel is ingebouwd en waarbij de voet een schijfvormig, horizontaal blokje op vier (soms drie) pootjes is. Dit is het zogenaamde blokwiel of de blokspoel. Verder is er een model waarbij de spil naast het wiel is gebouwd. In het rechthoekige, schuingerichte blokje steken drie poten die zich lijken schrap te zetten. Vandaar ook wel benamingen als geit en germ. Een derde model met spil en vleugel naast het wiel en waarbij het dragende gedeelte een rechthoekig raam is, komt niet zoveel voor (Weyns, pag. 843). Dit is het zogenoemde raamwiel. Bij de blokspoel draait het grote wiel vlak voor de spinster of spinner. Het spinmechanisme staat midden boven het wiel ter hoogte van de borst van degene die spint. De blokspoel werd in de jaren 1940-1945 populair. Ze heeft maar de helft staanplaats nodig vergeleken met de ø̄lange spoelø̄ (informant van L 320a). Ze kon in kleine ruimtes zoals die op binnenschepen worden gebruikt (Weyns, pag. 843). Vandaar ook de benaming schippersspoel. Ook de benaming bok duidt op het model ø̄blokspoelø̄. De benamingen bok, geit en germ zijn vergelijkenderwijs ontstaan door de bepaalde vorm van het spinnewiel. Zie afb. 50. [N 34, A; N 5A (I]
II-7
|
29121 |
spinrokken |
klots:
klots (L271p Venlo)
|
De verticale stok in het spinrokkengat stekend van de arm van het spinnewiel. Op deze stok wordt het te bewerken materiaal, vlas of wol, gestoken. [N 34, B5b]
II-7
|
24658 |
spint, zachte houtlaag onder de schors |
bast:
WLD
bas (L271p Venlo),
spint:
spint (L271p Venlo),
WLD
spint (L271p Venlo)
|
De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19451 |
spionnetje, kijkgaatje |
deurraampje:
deurraampke (L271p Venlo),
kijkgaatje:
kiêkgaetje (L271p Venlo),
spionnetje:
spiunke (L271p Venlo)
|
Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)] || spionnetje
III-2-1
|
18088 |
spit |
heksenscheut:
heksescheut (L271p Venlo),
spit:
spit (L271p Venlo)
|
Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
22535 |
spitse eind van een ei |
kop:
kop (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
koͅp (L271p Venlo)
|
Het spitse eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33589 |
spitskool |
chou-pain (fr.):
sjepeng (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
spitskool:
spits koeël (L271p Venlo),
WLD
spitskoël (L271p Venlo),
spitskōēl (L271p Venlo)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] || spitskool
I-7
|
24359 |
spitsmuis |
scheermuis:
schaermoeës (L271p Venlo),
spitsmuis:
spitsmoês (L271p Venlo),
spitsmoës (L271p Venlo),
WLD
spitsmoes (L271p Venlo),
spitsmoês (L271p Venlo),
veldmuisje:
veldmuuske (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|