20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
steefmooder (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
tweede moeder:
twiëde mooder (L271p Venlo)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
steefelders (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
steefvader (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
tweede vader:
twiëde vader (L271p Venlo)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
steefzoon (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
achterbaks (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
geniepig:
geniepig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
gənĭĕpich (L271p Venlo),
heimelijk:
heimelik (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
heimələk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lopentig:
loepetig (L271p Venlo),
steels:
staels (L271p Venlo),
stiekem:
stiekem (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
stiekum (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
stikem (L271p Venlo),
stikum (L271p Venlo),
stĭĕkum (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
stilletjes:
stilkes (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
tersluiks:
tərslūūks (L271p Venlo)
|
achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
pikken:
pikkə (L271p Venlo)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23552 |
stiekem uit de ampullen drinken |
eventjes wijn proeven:
efkes wien preuve (L271p Venlo)
|
Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (L271p Venlo),
var:
vɛr (L271p Venlo)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
scheif vingers (L271p Venlo),
stijf:
stief (L271p Venlo),
stieve vinger (L271p Venlo),
stièf knaök (L271p Venlo),
stiëf (L271p Venlo)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
neetoor:
neetoër (L271p Venlo),
stijfkop:
stiefkop (L271p Venlo),
stiêfkop (L271p Venlo),
stīēfkóp (L271p Venlo),
warserik:
waerserik (L271p Venlo),
warskop:
waerskop (L271p Venlo)
|
dwarskop || iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|