21382 |
toonbank |
toog:
toag (L271p Venlo),
toog (L271p Venlo),
toonbank:
toënbank (L271p Venlo),
tuinbank (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
tuinbánk (L271p Venlo)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34588 |
toot |
tompen:
tømp (L271p Venlo)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haenke (L271p Venlo),
torenhaan (L271p Venlo)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
spits:
spits (L271p Venlo)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kerkklok (L271p Venlo),
torenklok:
toreklok (L271p Venlo)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24256 |
torenvalk |
torenvalk:
toorevalk (L271p Venlo),
torevalk (L271p Venlo),
tòòrevalk (L271p Venlo)
|
torenvalk || valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29108 |
tornen |
losmaken:
losmākǝ (L271p Venlo),
lospeuteren:
lospø̄tǝrǝ (L271p Venlo),
lossnijden:
lossni-jǝ (L271p Venlo),
tornen:
tǫrnǝ (L271p Venlo)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
22025 |
tortelduif |
lachduif:
lachdoèf (L271p Venlo),
tortelduif:
torteldoëf (L271p Venlo),
tòrteldoef (L271p Venlo)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortelduif
III-4-1
|
23159 |
touwtjespringen |
touwtjespringen:
tuikespringe (L271p Venlo),
/
Touwke springe (L271p Venlo),
tuike springe (L271p Venlo)
|
touwspringen [SND (2006)] || touwtje springen [SND (2006)] || Touwtjespringen.
III-3-2
|
18917 |
traag |
lui:
luij (L271p Venlo),
moede:
muug (L271p Venlo),
op zijn elf-en-dertigste:
op zien elf-en-dertigste (L271p Venlo),
slap:
slap (L271p Venlo),
traag:
traog (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
troag (L271p Venlo)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)]
III-1-4
|