34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kus (L271p Venlo)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheuteling:
sxø̄tǝleŋ (L271p Venlo)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34315 |
varken van vier tot acht weken |
speenvarken:
spiǝnvɛrkǝ (L271p Venlo)
|
[N 76, 3b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskē̜ ̞tǝl (L271p Venlo)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensgang:
vɛrkǝs˲ga.ŋk (L271p Venlo),
varkenshok:
vɛrkǝshǫk (L271p Venlo),
varkenshuis:
vɛ.rkǝshūs (L271p Venlo),
varkensstal:
vɛrkǝs[stal] (L271p Venlo)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34368 |
varkenston |
varkenston:
vɛrkǝston (L271p Venlo),
voerton:
vōrton (L271p Venlo)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǭx (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
voerbak:
vōrbak (L271p Venlo)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] || De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. Het lemma ''varkenstrog'' is behandeld in wld I.6 (2.4.3). Hier worden enkele aanvullende gegevens vermeld. [N 18, 31; monogr.]
I-12, I-6
|
20646 |
varkensvet |
reuzel:
reuzel (L271p Venlo),
smout:
smalt (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
varkensvet:
verkesvet (L271p Venlo),
vet:
vet (L271p Venlo)
|
reuzel [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
20594 |
vast |
hard gebakken:
hàrd gəbakkə (L271p Venlo)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34366 |
vast varkensvoer |
varkensvoer:
vɛrkǝsvōr (L271p Venlo)
|
[N 76, 39; monogr.]
I-12
|