25385 |
vaste bloedmassa |
klonters:
klontǝrs (L271p Venlo)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|
18427 |
vaste boord |
kraag:
kraag (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
vaste gezangen:
vaste gezange (L271p Venlo)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
rozenkrans:
roǝzǝkrans (L271p Venlo),
schaapskeuteltjes:
sxǭpskø̄tǝlkǝs (L271p Venlo),
schapenkeutels:
sxǭpǝkø̄tǝls (L271p Venlo),
varkensmest:
vɛrkǝsmes (L271p Venlo),
varkensstront:
vɛrkǝsstront (L271p Venlo)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
25395 |
vaste varkenshuid |
zwaard:
zw ̇ārt (L271p Venlo),
zwārt (L271p Venlo)
|
De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.]
II-1
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (L271p Venlo),
voerbak:
vōrbak (L271p Venlo)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vasten (L271p Venlo)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelaoved (L271p Venlo),
vasteloavend (L271p Venlo),
vastəloͅ.vənt (L271p Venlo),
NB Wannevleeger: vastenavondclub (stelden voor met wannen aan de schouders naar de maan te vliegen).
vastelaovend (L271p Venlo),
Vastelaovend same! Carnavalsgroet.
vastelaovend (L271p Venlo)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || Vastenaovend [sic]. || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)] || Vastenavond.
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendaag (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L271p Venlo),
vasten (L271p Venlo)
|
tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|