24997 |
verpulveren |
verpoederen:
verpoeiere (L271p Venlo),
verpulveren:
vərpälvərə (L271p Venlo)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaald (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
verschaalt (L271p Venlo),
verscháált (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
verschraald:
verschraolt (L271p Venlo)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
verscheete (L271p Venlo),
vərscheetə (L271p Venlo)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
verschiening (L271p Venlo)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22716 |
verschillende knikkerspelen: bikkelen |
bikkelen:
biggelen (L271p Venlo)
|
Meisjesknikkerspel.
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
trumpe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Jongensspel. || Werpspel met stenen en met geld als inzet.
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuld zijn:
schöld (L271p Venlo),
schuldig zijn:
schöldig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vɛrsǝ ku (L271p Venlo),
verse maal:
vɛrsǝ mǭl (L271p Venlo)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
kransen:
krense (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
In Venlo ook bij gelegenheid van de "boerebroèlof".
krense (L271p Venlo),
sieren:
siere (L271p Venlo),
versieren:
vərsērə (L271p Venlo)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Vlechten van kransen door de buurtschap bij gelegenheid van zilveren en gouden bruiloften.
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sier:
sīēr (L271p Venlo),
sieraad:
sieraod (L271p Venlo),
smuk (<du.):
smoek (L271p Venlo),
tooi:
tōēij (L271p Venlo),
versiering:
versiering (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
opsmuk || sieraad || voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|