31351 |
voetjespasser |
voetjespasser:
vø̄tjǝspasǝr (L271p Venlo)
|
Passer met rechte passerbenen die aan het uiteinde naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenwerkse maat van voorwerpen op te meten. Zie ook afb. 108 en het lemma ɛvoetjespasserɛ in Wld II.11, pag. 60.' [N 53, 193c]
II-12
|
18089 |
voetjicht |
podagra (gr.):
poodəgràà (L271p Venlo),
pootje:
pūūətjə (L271p Venlo),
scheut in de voet:
scheut in de voot (L271p Venlo)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19384 |
voetkussen |
poef:
poef (L271p Venlo),
voetkussen:
vootkösse (L271p Venlo)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] || voetkussen
III-2-1
|
30225 |
voetplank |
waterlijst:
wātǝrlī.s (L271p Venlo)
|
De plank die op de kepers van een dak wordt gespijkerd om de helling van het dak te verzachten en om regenwater buiten het bereik van het gebouw te laten vallen. [N 54, 190b]
II-9
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
gevogelte:
geveugelte (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vogel (enk.):
vogel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vogel (mv.):
veugel (L271p Venlo)
|
gevogelte || vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
24269 |
vogelmest |
mest:
mis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
stront:
strônt (L271p Venlo)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
mier:
mīr (L271p Venlo),
muur:
mièr (L271p Venlo),
ook: vogelmiër
miër (L271p Venlo),
vogelmier:
vōgǝlmiǝr (L271p Venlo),
vogelmuur:
ook: miër
vogelmiër (L271p Venlo)
|
muur, onkruid || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] || vogelmuur [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sęr`dɛl (L271p Venlo),
sęra`dɛl (L271p Venlo)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
24270 |
vogeltje dat nog niet kan vliegen |
kwag:
kwag, kwak (L271p Venlo),
kwak:
kwak, kwek (L271p Venlo)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || jong vogeltje
III-4-1
|