25204 |
warm weerx |
heet (weer):
heit (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
heit waer (L271p Venlo),
warm (weer):
warm (L271p Venlo),
werm (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
werm waer (L271p Venlo),
werəm (L271p Venlo),
wèrrəm (L271p Venlo),
wérm wéér (L271p Venlo),
wéərm (L271p Venlo),
warmsig:
wermsig (L271p Venlo)
|
warm [DC 44 (1969)], [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28620 |
warm zetten |
warm zetten:
wɛrm zętǝ (L271p Venlo)
|
Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b]
II-6
|
28464 |
warme bouw |
warmbouw:
wɛrmbǫw (L271p Venlo)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de brede kant naar het vlieggat gekeerd zijn of anders gezegd daarmee evenwijdig lopen. De ramen staan warm of koud ten opzichte van het vlieggat. De term warme bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17a]
II-6
|
28633 |
warmlopen |
warmlopen:
wɛrmlǫwpǝ (L271p Venlo)
|
Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106]
II-6
|
19717 |
was |
was:
was (L271p Venlo),
wasch (L271p Venlo)
|
Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] || wasch [SGV (1914)]
II-6, III-2-1
|
19714 |
wasbord |
rijf:
rièf (L271p Venlo),
rīēfkə (L271p Venlo),
wasrijf:
wasriêf (L271p Venlo),
wàsrīēf (L271p Venlo),
Verklw. wasriefke
wasrièf (L271p Venlo)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] || wasbord
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
kaarsenlont:
kerselont (L271p Venlo)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19658 |
wasgoed |
schone was:
schoêne was (L271p Venlo),
was:
was (L271p Venlo),
wasgoed:
wasgood (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19598 |
wasketel |
wasteil:
wasteil (L271p Venlo)
|
teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
pin:
Verklw. pinkes
pin (L271p Venlo),
waspinnetje:
waspinke (L271p Venlo)
|
wasknijper
III-2-1
|