17708 |
wind |
scheet:
scheet (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
wind:
(wind) (L271p Venlo)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wind (L271p Venlo)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
24434 |
winde |
voorn:
voorn (L271p Venlo),
winde:
WLD
wind (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de winde: een voornachtige vis met gedrongen lichaam, zijdelings sterk samengedrukt, de mondopening is enigszins omhooggericht, de staartvin is diep ingesneden. De rug is donkergroen-blauw, de flanken en buik zilverwit en borst-, buik- en aars [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25160 |
winderig weer |
blazerig:
bloaserig (L271p Venlo),
boezerig (weer):
boezerig (L271p Venlo),
waaierig (weer):
weierig waer (L271p Venlo),
weijərich (L271p Venlo),
winderig (weer):
winderig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
winderig waer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
windərich (L271p Venlo)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
windhoos:
windhóós (L271p Venlo)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
rustig weer:
röstig waer (L271p Venlo),
stille wind:
stille wind (L271p Venlo),
windstil (weer):
(wint)stil (L271p Venlo),
windstil (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
wintstil (L271p Venlo),
windstilte:
windstilte (L271p Venlo),
windstiltə (L271p Venlo)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33832 |
windzuiger |
windhapper:
wenthapǝr (L271p Venlo),
windzuiger:
wentzȳgǝr (L271p Venlo)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
winkəl (L271p Venlo)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (L271p Venlo),
weŋkǝlhǭk (L271p Venlo),
winkelhoak (L271p Venlo)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-12, II-7, III-1-3
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)ine (L271p Venlo),
winne (L271p Venlo)
|
winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen.
III-3-2
|